Dat kan hem zitten in de ‘kleine dingen’, zoals het meewerken/meedenken door de winkelier.

Een goed voorbeeld is de volgende uitspraak van de rechtbank Amsterdam van begin 2013 (Uitspraak):

De verhuurder had de huurovereenkomst ten aanzien van een winkelruimte in de P.C. Hooftstraat te Amsterdam opgezegd wegens renovatie. Het was de bedoeling dat de winkelruimte zou worden vergroot middels onder meer een aanbouw, daarnaast zou de huidige split-level indeling verdwijnen.

De verhuurder had naar de mening van de rechter aannemelijk gemaakt dat de vraag in de P.C. Hooftstraat naar grotere winkelruimtes was gegroeid, maar niet dat de vraag naar split-level winkelruimtes was verdwenen. Het bleek namelijk, dit had de huurder aangetoond, dat er meerdere winkels in de P.C. Hooftstraat gebruik maakten van een split-level indeling. De beoogde renovatie betrof daarnaast weliswaar een vergroting van de effectief te gebruiken winkelruimte, doch met slechts enkele tientallen vierkante meters.

De verhuurder had ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de beoogde renovatie niet zonder beëindiging van de huurovereenkomst plaats kon vinden. Van een wijziging van plaats en functie was naar de mening van de rechter geen sprake. Dit is in beginsel wel een vereiste voor een opzegging wegens renovatie, zie mijn eerdere Blog hierover.

Ook het feit dat de geplande duur van de renovatie vijf maanden zou bedragen leverde geen grond op voor beëindiging. Waarom niet?

De huurder had aangegeven bereid te zijn de exploitatie aan de renovatiewerkzaamheden aan te passen of eventueel zelfs de exploitatie tijdelijk te staken.

Omdat eenmaal was vastgesteld dat er geen sprake was van dringend eigen gebruik kwam de rechter toe aan de belangenafweging. De verhuurder stelde in dit verband (wederom[1]) dat het rendement op het gehuurde zou verbeteren wanneer hij na renovatie in ieder geval enkele tientallen meters meer winkelruimte kon verhuren.

De huurder was daarnaast – naar de mening van de verhuurder – niet volledig afhankelijk van zijn winkel in het gehuurde, nu hij nog een aantal andere winkels in Laren, Den Haag, Rotterdam en Maastricht exploiteert.

De huurder stelde op zijn beurt dat het voor hem van groot belang was dat de winkel juist in de P.C. Hooftstraat werd geëxploiteerd. De uitstraling van de P.C. Hooftstraat straalt namelijk ook af op zijn winkel.

De rechter oordeelde uiteindelijk dat de belangenafweging in het voordeel van huurder uitviel. De huurovereenkomst werd dan ook niet beëindigd. De rechter achtte in dat kader van belang dat de huurder de bereidheid had getoond om mee te werken aan de renovatie, ook als hij daarvoor enkele maanden uit het gehuurde moest vertrekken en daarnaast dat hij bereid was om een hogere huurprijs te betalen voor de nieuw te vormen ruimte.

Zo ziet u maar weer dat een medewerking/het meedenken van de zijde van de huurder kan helpen in een procedure tot beëindiging wegens dringend eigen gebruik/renovatie.

Heeft u vragen hebben over deze zaak en de ins-en outs daarvan?

Ik trad op namens de huurder, ik hoor het graag.

Michel Visser (visser@m2advocaten.nl)

[1] Dit werd ook gesteld in het kader van de beoordeling van de vraag of sprake was van dringend eigen gebruik.