In een civiele procedure wordt een andere zorgvuldigheidsnorm gehanteerd dan in een tuchtrechtelijke procedure, maar wel dient het oordeel van de civiele rechter in het licht van het oordeel van de tuchtrechter voldoende begrijpelijk te zijn. Dit speelde onlangs in een zaak bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het ging om de volgende casus.
A heeft een ontslagvergoeding ontvangen. Deze ontslagvergoeding is ingebracht in een stamrecht B.V. Met deze stamrecht B.V. heeft A een stamrechtovereenkomst gesloten.
Op grond van de stamrechtovereenkomst dienden er vanaf het moment dat A de 62-jarige leeftijd zou bereiken (in 2005), uitkeringen vanuit de stamrecht B.V. aan A te worden gedaan. Deze uitkeringen hebben niet plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is de door A ontvangen ontslagvergoeding aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking, waardoor A een fors bedrag aan loonbelasting heeft moeten betalen.
A heeft vervolgens een klacht tegen zijn accountant ingediend, waarbij A onder meer heeft aangevoerd dat de accountant hem had moeten waarschuwen voor het feit dat er vanaf 2005 geen stamrechtuitkeringen waren gedaan en hem had moeten adviseren over eventuele mogelijkheden om dit te herstellen. De Accountantskamer heeft deze klacht gegrond bevonden – op grond van schending van het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid – waarbij de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
Vervolgens is A een civiele procedure tegen zijn accountant begonnen, waarbij vergoeding van geleden schade is gevorderd. In deze civiele procedure is het Hof, net als de Rechtbank, tot het oordeel gekomen dat op de accountant niet de verplichting rustte om A (spontaan) te waarschuwen voor, dan wel te adviseren over, het feit dat er vanaf 2005 geen stamrechtuitkeringen waren gedaan. Daarbij overweegt het Hof, kort weergegeven, dat de accountant niet betrokken is geweest bij de stamrechtconstructie en slechts een beperkte opdracht had, die niet concrete advieswerkzaamheden inhield.
Het Hof is dus, anders dan de Accountantskamer, tot het oordeel gekomen dat de accountant niet onzorgvuldig gehandeld heeft. Aldus rijst de vraag wat de betekenis is van een tuchtrechtelijk oordeel voor de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag in een civiele procedure.
In dit kader overweegt het Hof – in lijn met de vaste rechtspraak – dat bij de beoordeling van de vraag of een tuchtklacht gegrond is andere maatstaven worden gehanteerd dan bij de beoordeling van de civiele aansprakelijkheid. Daarbij speelt een rol dat de bewijsregels die in een civiele procedure van toepassing zijn – en die mede strekken ter bescherming van een gedaagde – niet in een tuchtrechtelijke procedure gelden. De civielrechtelijke zorgvuldigheidsnorm is dus een andere dan de tuchtrechtelijke zorgvuldigheidsnorm, maar wel dient het oordeel van de civiele rechter in het licht van het tuchtrechtelijke oordeel voldoende begrijpelijk te zijn, aldus het Hof.
Hieruit volgt dat het oordeel van de tuchtrechter weliswaar een rol kan spelen bij de beantwoording van de civiele aansprakelijkheid – hetgeen aanleiding kan geven om een klacht in te dienen – , maar dat een tuchtprocedure niet tot doel heeft om de civielrechtelijke aansprakelijkheid vast te stellen.
Meer weten? Neem gerust contact op.
Marius Rijntjes (rijntjes@m2advocaten.nl)