Een gebrek in een hypotheekakte levert nietigheid van de akte op. Dit speelde onlangs in een zaak bij het Hof Arnhem-Leeuwarden. Het ging om de volgende casus.

In maart 2004 wordt op een onderpand een recht van hypotheek gevestigd. In de hypotheekakte is opgenomen dat de hypotheek wordt verleend tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de hypotheeknemer te vorderen heeft. Maar van wie de hypotheeknemer betaling te vorderen heeft, staat niet vermeld. Oftewel, de aanduiding van de debiteur ontbreekt.

Vervolgens wordt in juni 2009 op hetzelfde onderpand een tweede recht van hypotheek gevestigd, ditmaal tussen twee andere partijen. Niet lang daarna wordt de executoriale verkoop van het onderpand aangezegd en krijgen de eerste en de tweede hypotheeknemer discussie over wiens hypotheekrecht hoger in rang is.

De tweede hypotheeknemer voert aan dat een hypotheekakte op grond van de wet een aanduiding moet bevatten van de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt. Nu de aanduiding van de debiteur in de hypotheekakte van de eerste hypotheeknemer ontbreekt, is aan dit vereiste niet voldaan en is geen sprake van een rechtsgeldige hypotheekakte, aldus de tweede hypotheeknemer.

De eerste hypotheeknemer voert aan dat de notaris het gebrek in de hypotheekakte in oktober 2009 met een proces-verbaal van verbetering heeft hersteld – door aanduiding van de debiteur – waarmee (alsnog) sprake is van een rechtsgeldige vestiging van de hypotheek en de tweede hypotheeknemer zich niet op de nietigheid van de akte kan beroepen.

Het Hof stelt de tweede hypotheeknemer in het gelijk. De wet schrijft voor dat de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt voldoende bepaalbaar moet zijn. Of dat het geval is, hangt af van de in de hypotheekakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling. Die moet worden afgeleid uit de in de akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de vordering waarvoor hypotheek wordt verleend. Nu de aanduiding van de debiteur ontbreekt, is niet aan de wettelijke voorschriften voldaan, aldus het Hof. Daarmee is de akte nietig.

Of het gebrek in de hypotheekakte door het proces-verbaal van verbetering is hersteld, laat het Hof in het midden, omdat herstel niet tot gevolg heeft dat een tussentijds gevestigd hypotheekrecht zijn rang verliest. Oftewel, rechten die in de tussentijd door derden zijn verkregen op het onderpand – in dit geval het recht van hypotheek van de tweede hypotheeknemer – moeten worden geëerbiedigd.

Op zich valt over de vraag of het gebrek door het proces-verbaal van verbetering is hersteld, nog wel het nodige op te merken. De Wet op het notarisambt bepaalt namelijk dat de mogelijkheid tot herstel beperkt is tot “kennelijke schrijffouten en kennelijke misslagen”. Het alsnog aanduiden van de debiteur in de akte, gaat verder dan dat. Daarmee krijgt de hypotheekakte een andere inhoud. Het lijkt er dus op dat de notaris in dit geval zijn boekje te buiten is gegaan.

Meer weten? Neem gerust contact op.

Marius Rijntjes (rijntjes@m2advocaten.nl)

User avatar
Marius Rijntjes rijntjes@m2advocaten.nl