De inflatie, er is bijna geen ontkomen meer aan. Onder meer de Covid-periode en de oorlog in Oekraïne hebben de economie sterk beïnvloed. Ook bouwbedrijven zien de kosten van bouwmaterialen stijgen. Langdurige bouwprojecten dreigen verliesgevend te worden voor bouwbedrijven. Is het voor bouwbedrijven mogelijk om in geval van excessieve kostenstijgingen de stekker uit de samenwerking te trekken vanwege onvoorziene omstandigheden?

De voorzieningenrechter van rechtbank Noord-Holland boog zich over deze vraag (uitspraak van 16 december 2022, ECLI:NL:2022:11110). In deze zaak heeft gemeente Purmerend een Europese openbare aanbesteding uitgeschreven voor de bouw van tijdelijke woningen. Na het succesvol doorlopen van de aanbestedingsprocedure is de opdracht gegund aan bouwbedrijf De Meeuw.

Gemeente Purmerend en De Meeuw hebben in 2018 een raamovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn vastgelegd over onder meer de bouw en oplevering van tijdelijke woningen op diverse locaties in Purmerend. In de overeenkomst is ook een bepaling opgenomen over de jaarlijkse indexering van de opdrachtsom op basis van de indexcijfers voor bouwkosten, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

In 2022 wordt er tussen partijen gecommuniceerd over de bouw van woningen op een nieuwe locatie die niet in de raamovereenkomst was opgenomen. Gemeente Purmerend laat weten dat de totaalprijs conform de overeenkomst wordt geïndexeerd. De Meeuw stemt hier niet mee in. Vanwege excessieve kostenstijgingen zal De Meeuw ongeveer een miljoen euro tekort komen als de totaalprijs wordt geïndexeerd op basis van de cijfers van het CBS.

De Meeuw voert meerdere redenen aan om de opdracht te beëindigen:

1) In de overeenkomst was onder meer opgenomen dat de gemeente Purmerend een besluit had genomen om budget beschikbaar te stellen voor het realiseren van minimaal 100 woningen. De Meeuw stelt dat door de gegeven opdracht de maximumwaarde van 100 woningen is overschreden en dat de raamovereenkomst daardoor geen effect meer heeft;

2) er is sprake van een wezenlijke wijziging van de opdracht door onder meer een nieuwe locatie aan te wijzen;

3) er is sprake van onvoorziene omstandigheden in de vorm van excessieve prijsstijgingen.

De onder 1) en 2) aangevoerde punten van De Meeuw worden gepasseerd door de voorzieningenrechter. Het onder 3) aangevoerde punt leidde niet tot ontbinding, maar tot wijzing van de overeenkomst. De voorzieningenrechter was van oordeel dat de aantoonbare excessieve kostenstijging van energie en materialen voor gelijke delen tussen partijen moet worden verdeeld. De Meeuw is uiteindelijk nog steeds gehouden tot nakoming van de overeenkomst.

Deze uitspraak doet inzien dat:

  • de Covid-periode en de oorlog in Oekraïne wel degelijk meewegen voor de vaststelling van een onvoorziene omstandigheid;
  • een onvoorziene kostenstijging niet zonder meer leidt tot ontbinding van de overeenkomst, maar wel kan leiden tot wijziging daarvan;
  • dat bouwbedrijven een belangrijke taak hebben om een kostenstijging voldoende inzichtelijk te maken zodat sprake is van een aantoonbare kostenstijging en daarmee voldoende grond is voor de wijziging of ontbinding van een overeenkomst.

Indien u vragen heeft over de inhoud van een overeenkomst of uw rechten en plichten als contractspartij, dan kunt u gerust contact met ons opnemen.

Marius Rijntjes (rijntjes@m2advocaten.nl)

Ginio Beij (beij@m2advocaten.nl)

Nicole Aarland-Kensdell (kensdell@m2advocaten.nl)

User avatar
Nicole Kensdell kensdell@m2advocaten.nl