Voor het wat hardere werk.

Op grond van artikel 585 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter op verlangen van een schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van vonnissen, voor zover deze een veroordeling tot iets anders dan het betalen van geld inhouden.

Dat laatste is in de hierna te behandelen uitspraak het geval. Het ging daar om het verschaffen van informatie over voor verhaal vatbare vermogensbestanddelen.

Let wel, een rechter geeft niet zomaar een verlof voor het toepassen van lijfsdwang. In artikel 587 Rv is bepaald dat de rechter hiertoe pas over gaat indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel (zoals het leggen van beslagen) onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing daarvan rechtvaardigt. Het betreft dus een laatste middel.

Wat was er aan de hand?

Een partij (hierna: “gedaagde”) is door de rechtbank en ook in hoger beroep veroordeeld tot betaling van ruim € 80.000,- aan zijn schuldeiser (hierna: eiseres). Gedaagde is daarnaast veroordeeld om op straffe van verbeurte van een dwangsom aan eiseres mededeling te doen over zijn vermogenspostitie, oftewel mededeling te doen van al zijn vermogensbestanddelen: alle bankrekeningen, alle roerende-en onroerende zaken en al zijn debiteuren.

Bij het instellen van een dergelijke vordering heeft de schuldeiser een groot belang. In dit soort gevallen wil je als schuldeiser immers “alles” weten, ook om eventueel tot de conclusie te komen dat verder gaan (en daarmee verder kosten maken) geen nut heeft, omdat het ‘een kale kip’ betreft.

Gedaagde betaalt niets en geeft ook geen informatie over zijn vermogen. Eiseres vordert daarom in kort geding veroordeling van gedaagde om die informatie alsnog te geven en – voor zover gedaagde dat niet doet – verlof om gedaagde in gijzeling te doen nemen, hetgeen erop neer komt dat gedaagde in een huis van bewaring wordt opgesloten totdat hij informatie over zijn vermogenspositie geeft.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie, mede gelet op het feit dat gedaagde weigerachtig blijft informatie over zijn vermogenpositie te verstrekken ondanks daartoe te zijn veroordeeld op verbeurte van een dwangsom en gelegde beslagen daarnaast tot niets hebben geleid, dat lijfsdwang het in dit geval aangewezen middel is.

De voorzieningenrechter wijst de vordering – na een belangenafweging waarvoor ik naar de aangehechte kort geding uitspraak verwijs – toe en bepaalt de termijn gedurende welke gedaagde kan worden vastgezet op 30 dagen.

Meer weten over incasso en/of het beslag-en executierecht?

M2 Advocaten